Als ik in onze tijd mensen verder wil helpen, moet ik op een goede manier bij ze aansluiten. Ik moet er vanuit gaan dat “de” mens niet bestaat, ik heb te maken met een individu, een bijzonder mens, die ergens vandaan komt en ergens naar op weg is. Ik moet dus, vanuit zijn eigen perspectief, weten wie dat is. Daar kom ik alleen samen met hem achter.
Mijn eerste opdracht is dus om contact te maken en te kijken wie die mens tegenover mij is. Als ik samen verder wil komen, moet ik niet zozeer kijken naar zijn problemen en beperkingen, maar naar zijn kracht en mogelijkheden.
Vervolgens zal ik ook samen moeten kijken wat er, in de situatie waarin ik samen aan tafel zit, moet en kan gebeuren en hoe daar het beste vorm aan gegeven kan worden.
De regie moet daarbij niet aan mijn, maar zoveel mogelijk aan zijn kant van de tafel liggen. Zo gaat “ zijn motor draaien” en is er veel meer mogelijk dan vaak gedacht wordt.